Vroege bloei

Ik ken eigenlijk niemand die zich aan het eind van de winter niet verheugt op de eerste sneeuwklokjes. Ze kondigen de lente aan en de tijd van het licht. Na de sneeuwklokjes volgen de narcissen, de maartse viooltjes, de wilde hyacinten, de daslook en de bostulpen en ze geven ons collectief een blij lentegevoel. Bijna net zo blij als koeien die na de winter voor het eerst de wei in mogen.

Oosterse sterhyacint (Scilla sibirica), Kerkrade, maart 2021

Dit soort kleine voorjaarsbloeiertjes zijn vaak bolgewassen die in het voorjaar een hele rappe start maken. In de bollen ligt een grote hoeveelheid reservevoedsel opgeslagen, en daarmee maken ze in drie maanden tijd achtereenvolgens bladeren, bloemen en zaden. De super opvallende bloemen trekken vroege insecten aan die zorgen voor de bevruchting. In mei of juni zijn ze klaar met hun cyclus en dan verdwijnen ze weer onder de grond. “Tot volgend jaar!”, zeggen we dan.

Vroege bloei beperkt echter zich niet alleen tot dit soort kleine plantjes. Er staan momenteel heel veel bomen en heesters in bloei. Die bloeien dus allemaal voordat ze in blad komen. De bloemen staan op het kale, naakte hout en daarom noemen we ze wel naaktbloeiers.

Telkens als het woord naaktbloeier valt is mijn eerste reactie: “Brr, wat koud.” Stel je voor: in maart in je blootje buiten in bloei staan: ik moet er persoonlijk niet aan denken.

Maar mensen zijn bepaald geen planten. Bomen en heesters die zo vroeg aan kale takken bloeien doen dat niet voor niets. Het is hun manier van leven. Het heeft te maken met hún manier van voortplanten en met hún manier van bestuiven. Het overgrote deel van de naaktbloeiers wordt namelijk bestoven door de wind en bij windbestuiving komt het juist goed uit dat er geen bladeren in de weg zitten.

Bomen en heesters die zich via windbestuiving voortplanten, bloeien – in ieder geval in Nederland – tamelijk onopvallend. Ze hebben hele kleine bloemen die zodanig gebouwd en gerangschikt zijn dat de wind gemakkelijk een grote hoeveelheid stuifmeelkorrels meeneemt, soms wel tienduizenden tegelijk. In de afgelopen maand zagen we de hazelaars en de iepen en nu is het de tijd van de wilgen, de populieren, de elzen en de berken. 

De Betula pendula,begint te bloeien, Kerkrade, eind maart 2021

Ongehinderd door enig blad zweeft al dat stuifmeel door de lucht en we mogen van een toevalstreffer spreken als een korrel stuifmeel ergens op een verwante stamper terechtkomt en er bevruchting plaatsvindt. U begrijpt dat windbestuiving veel malen minder trefzeker is dan een hommel die met wat stuifmeel aan de poten rustig van de ene bloem naar de andere bloem vliegt. Windbestuiving wordt in evolutionair opzicht dan ook vaak als nogal primitief beschouwd.

Wij vinden rondvliegend stuifmeel vaak niet zo prettig. Stuifmeel is een ander woord voor pollen en er zijn nogal wat mensen bij wie het pollen allergische reacties van de luchtwegen oproept.  In pollenjournaals kun je tegenwoordig bijhouden welke boomsoort op welk moment klachten geeft. Ik persoonlijk heb geen last van rondvliegend stuifmeel, behalve dat ik dan eigenlijk wat vaker de tuinmeubels of de autoruiten zou moeten schoonmaken. Ik ga niet met een sopje aan de gang, want ik ben voorstander van een meer relaxte methode, namelijk gewoon wachten op een buitje.

Niet álle naaktbloeiers zijn onopvallende stuifmeelbommen. Deze week zag ik veel bloeiende sleedoorns langs de Limburgse wegen en elk jaar vind ik ze weer prachtig. In de tuinen staan andere vroegbloeiende prunussen, forsythia’s, schijnhazelaars, Japanse kweeën, edgeworthia’s of struikkamperfoelies. En gisteren zag ik in de Botanische Tuin in Kerkrade de oude, grote stermagnolia vol in bloei. Het was spectaculair.

Stermagnolia (Magnolia stellata), Kerkrade, maart 2021

Voor allemaal geldt: geen blad, maar wel opvallende bloemen met een bescheiden hoeveelheid stuifmeel. Meestal niet bestoven door de wind, maar door insecten. Door de afwezigheid van blad vallen de bloemen extra op en dat is nodig om de weinige vroege insecten aan te trekken.

Nu een wereldwijde afname van het aantal insecten wordt gevreesd vraag ik me wel eens af of er in de toekomst weer meer bloemplanten zullen gaan evolueren in de richting van windbestuiving. We zouden zo’n verandering bij wijze van spreken kunnen meten aan de hand van het aantal niesbuien in het voorjaar. Gesundheit!

Over Hanneke Schreiber

Op het grensvlak van natuur en cultuur
Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie