Jan Vallen, landschapsarchitect (1926-1999)

Het landschap vormt onze dagelijkse leefomgeving. We hebben het vaak over cultuurlandschap als het gaat over het buitengebied. En in de stad noemen we het een stedelijk landschap. Vaak zijn we ons niet bewust van het landschap om ons heen, het is te vanzelfsprekend, Maar toch is het iets dat zich diep in onze ziel nestelt.

Het Nederlandse landschap is vrijwel honderd procent man made. Het was lang het domein van ingenieurs en praktische wiskundigen. Zij legden onze polders aan, en dijken, vestingwerken, kanalen, spoorwegen. Allemaal nuttige infrastructuur, waarbij inpassing in het omliggende landschap van secundair belang was.

Pottenberg, Maastricht, januari 2021

Pas na de tweede wereldoorlog ging de landschapsarchitect meedoen. Voordien bestond de term landschapsarchitect al wel, maar die waagde zich toen nog nauwelijks in de openbare ruimte. Het echte begin van het vak landschapsarchitectuur valt samen met de periode van de wederopbouw. Of het nu grootschalige nieuwe stadswijken, de IJsselmeerpolders, recreatiegebieden of herverkavelingsprojecten in het agrarische buitengebied betrof:  landschapsarchitecten gingen – naast ingenieurs, architecten en stedenbouwers – een gelijkwaardige rol spelen in de inrichting van de openbare ruimte.

In 1946 werd in Wageningen de leerstoel Tuin- en Landschapsarchitectuur opgericht en de eerste hoogleraar was Jan Bijhouwer. Bijhouwer had voor de oorlog in het buitenland kennisgemaakt met een nieuwe – noem het moderne – taakopvatting voor de landschapsarchitect en was enthousiast geraakt. Daarnaast was hij een echte plantenman; een kenner op het gebied van plantengemeenschappen, een voorloper van wat we tegenwoordig ecologie noemen.

Dat alles gaf hij door aan zijn studenten en een van de eersten die bij Bijhouwer afstudeerden was Jan Vallen uit Swalmen. Vallen stamde uit een familie van fruitboomkwekers en kreeg dus de omgang met planten met de paplepel ingegoten. Ook bij hem zouden plantengemeenschappen een belangrijk uitgangspunt in zijn werk blijven. En hij was een groot voorstander van natuur in de stad.

De eerste keer dat ik zelf met zijn werk kennismaakte, was dat ook volstrekt onbewust. Vlak bij mijn ouderlijk huis in Roermond lag het kleine park Hattem en als tiener liep ik daar uren te dromen over de paden, over de gazons, tussen de rozen en de bomen. Het was zoiets als een eerste liefde en u weet het: eerste liefdes vergeet je nooit. Pas veel, veel later begreep ik dat de helderheid, de zorgvuldigheid, de variatie en de plantvriendelijkheid van het park van de hand van Jan Vallen waren.

Na zijn afstuderen had hij een eigen bureau opgericht, eerst in Swalmen, later in Roermond. Het werd een van de eerste professionele landschapsarchitectenbureaus van Nederland. Hij werkte veel in Limburg, maar ook daarbuiten. Hij was zo slim om ervoor te zorgen dat hij binnen zijn bureau andere vakgebieden aantrok, wat steevast leidde tot doorwrochte, sterke ontwerpen.

Robinia’s worden zo langzamerhand een zeldzaamheid in de openbare ruimte, terwijl het toch fantastische bomen zijn. Pottenberg, Maastricht, januari 2021.

Een belangrijke klus betrof de wijk Pottenberg, één van de uitbreidingswijken aan de westzijde van Maastricht. Pottenberg wordt tegenwoordig beschouwd als een toonbeeld voor de wederopbouwperiode en het is één van de 15 wederopbouwwijken in Nederland die van nationaal belang worden geacht, niet in het minst door de inbreng van Vallen.

In de naoorlogse periode was de wijkgedachte een belangrijk uitgangspunt voor stadsuitbreidingen en in het zuiden van Nederland werd vaak een katholieke variant toegepast, namelijk de parochiewijk. De kerk letterlijk en figuurlijk centraal, daar omheen de voorzieningen en daar weer omheen de bewoning. Alles op menselijke maat en met het gezin als hoeksteen van de samenleving. Zo werd ook Pottenberg opgezet.

Stadsarchitect Dingemans betrok Vallen al in een vroeg stadium bij de planvorming en zo werd, heel ongebruikelijk destijds, vanaf het begin van het planproces nagedacht over het groen. Door de manier waarop hij de bomen, heesters, vaste planten en gras rangschikte kreeg het groen een verbindende rol. Tussen de wijk en de omgeving, tussen de wijk en de natuurlijke ondergrond, tussen de bouwblokken, in de straten. En last but not least als ontmoetingsruimte voor de bewoners.  Jan Vallen gaf alle schaalniveaus zorgvuldig vorm en liet ze op elkaar liet aansluiten. Daar stond hij om bekend. Niet alleen in Pottenberg, maar ook elders.

Deze week liep ik rond in Pottenberg. De wijk heeft het moeilijk. De oorspronkelijk rijk gevarieerde groenaanleg is sterk verarmd, ongetwijfeld door decennialang bezuinigen op groenonderhoud.  Toch is er veel herkenbaar: de bomen, de groene vlakken en de lange lijnen die het natuurlijk reliëf volgen zijn grotendeels intact. Ook is nog steeds voelbaar dat het groen destijds in samenhang met de bebouwing ontworpen is.

De hoge bomen in en om de wijk zijn schitterend, mede door hun ordening. Iets om heel zuinig op te zijn. En ik werd blij van de keuze voor inheemse boomsoorten. Dankjewel, Jan Vallen, voor al die volwassen elzen, robinia’s, essen, abelen, lindes en beuken. Eindelijk eens geen Liquidambar te bekennen, wat ik best wel een verademing vind.

Over Hanneke Schreiber

Op het grensvlak van natuur en cultuur
Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie