Jan Vallen

Onderstaand artikel werd gepubliceerd in Spiegel van Roermond, Jaarboek voor Roermond, uitgave van de Stichting Rura, Roermond, 2022.

JAN VALLEN, LANDSCHAPSARCHITECT

Jan Vallen (1926-1999) was een van de eerste landschapsarchitecten van het naoorlogse Nederland. Hij groeide op in Swalmen en Roermond, studeerde in Wageningen en richtte daarna in Roermond zijn eigen bureau op. Dit bureau wordt vandaag de dag beschouwd als het eerste professionele landschapsarchitectenbureau van Nederland. Ondanks het feit dat hij zowel provinciaal als landelijk een zeer indrukwekkende staat van dienst heeft, is er nog niet veel over hem geschreven. In dit artikel wordt nader met hem, zijn bureau en zijn opdrachtenportefeuille kennisgemaakt. En ofschoon zijn belangrijkste werk elders plaatsvond, wordt voor dit artikel speciaal ingezoomd op een paar Roermondse projecten.

SWALMEN

De grootvader van Jan Vallen was Jean (Joannes Hubertus) Vallen uit Swalmen. Hij was rentmeester van Kasteel Hillenraad en tevens een gerenommeerde (fruit-)boomkweker. Zijn kwekerij stond bekend onder de naam J.H. Vallen. Hij kweekte zijn fruitbomen op het landgoed van Hillenraad en rond zijn woonhuis Rijksweg Zuid 90.[i] De kwekerij had een brede bekendheid en was, zoals een catalogus uit 1888/1889 vermeldt, bekroond met eerste prijzen op binnen- en buitenlandse tentoonstellingen.[ii] Zo won hij in oktober 1904 bij een fruittentoonstelling in Artis in Amsterdam de eerste prijs voor de schoonste verzameling van 50 soorten appels voor tafel- en keukengebruik[iii] en in datzelfde jaar was hij jurylid op de Düsseldorfse Internationale Fruittentoonstelling.[iv]

Jean Vallen was een ontwikkeld man. Hij zat in het bestuur van de Nederlandsche Pomologische[v]  Vereeniging, was betrokken bij de Vereeniging tot Bevordering van de Bijenteelt in Nederland[vi] en namens de Nederlandse overheid vertegenwoordigde hij de Nederlandse tuinbouwbelangen op buitenlandse tentoonstellingen.[vii] Hij had zes kinderen (vier zonen en twee dochters) en zijn derde zoon, Guillaume, nam op enig moment zowel de boomkwekerij als het rentmeesterschap van Hillenraad over. De bedrijfsnaam J.H. Vallen werd gewoon voortgezet. In 1924 trouwde Guillaume met Hubertina Craghs uit Roermond en ruim een jaar later, op 9 april 1926, werd hun zoon Jan geboren. Daarna volgden nog twee dochters.[viii] In de jaren ’30 woonde het jonge gezin in de Voogdijstraat in Roermond.[ix]

We kunnen gerust stellen dat Jan Vallen opgroeide in een familie van aanzien; een ondernemende familie bovendien, met diepe wortels in Swalmen. Hij kreeg het boomkwekersvak met de paplepel ingegoten en zijn latere liefde voor het leifruit is ongetwijfeld in Swalmen ontstaan.

Na de lagere school ging hij naar het Bisschoppelijk College. Hij was net veertien jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, maar hij kon zijn middelbare school gewoon afronden. Zijn keuze voor een studie aan de Landbouwhogeschool Wageningen lag geheel in de lijn der verwachting.

Afbeelding. Voorblad van de catalogus 1887-1888 van kwekerij J.H. Vallen, de grootvader van Jan Vallen. WUR Library, Special Collections. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

TUIN- EN LANDSCHAPSARCHITECTUUR

Rond 1946 vertrok Jan Vallen naar Wageningen om daar te gaan studeren. Waarschijnlijk had hij in eerste instantie een studie bosbouw voor ogen, maar hij werd gegrepen door een gloednieuwe studierichting: de tuin- en landschapsarchitectuur.

Het Nederlandse landschap is vrijwel honderd procent man made en het was lang het domein van ingenieurs en praktische wiskundigen. Zij legden onze polders aan, en onze dijken, vestingwerken, kanalen en spoorwegen. Allemaal nuttige infrastructuur, waarbij inpassing in het omliggende landschap van secundair belang was. Voorafgaand aan WOII was er nauwelijks sprake van het vak landschapsarchitectuur. Voordien bestond de tuin- en landschapsarchitect al wel, maar die waagde zich nog nauwelijks in de openbare ruimte en verbleef grotendeels in particuliere tuinen.

Zoals een architect met dode materialen bouwt (o.a. bakstenen en beton), zo bouwt de landschapsarchitect met levende materialen. Water, gras, bomen, heesters en kleinere planten vormen als het ware zijn gereedschapskist en vanaf de wederopbouwperiode gebruikte hij die kist niet meer alleen in privétuinen maar stapte hij ook de steden en de buitengebieden binnen. Of het nu grootschalige nieuwe stadswijken, de IJsselmeerpolders, recreatiegebieden of herverkavelingsprojecten in het agrarische buitengebied betrof: de landschapsarchitect ging – naast de ingenieur, de architect en de stedenbouwer – een gelijkwaardige rol spelen in de inrichting van de openbare ruimte. De eerste Wageningse hoogleraar Tuin- en Landschapsarchitectuur, professor Jan Bijhouwer  (1898-1974), was van grote invloed op Jan Vallen en de relatie tussen beiden kan niet worden overschat.

PROFESSOR BIJHOUWER[x]

De leerstoel Tuin- en Landschapsarchitectuur in Wageningen werd in 1946 opgericht en even daarvoor had Bijhouwer zijn aanstelling als hoogleraar gekregen. Bijhouwer had voor de oorlog in het buitenland (VS) kennis gemaakt met een nieuwe – noem het moderne – taakopvatting voor de landschapsarchitect en was enthousiast geraakt. Bij zijn inauguratie definieerde Bijhouwer de tuin- en landschapsarchitectuur als een schoone kunst, die zich tot doel stelt het scheppen en in stand houden van schoonheid bij het doeltreffend ontsluiten van gronden voor menselijk gebruik. Deze definitie was volgens hem op alle schaalniveau’s van toepassing: van de kleinste tuinen tot aan de grootste ontginningsgebieden. Door de nadruk op het scheppen en in stand houden van schoonheid onderscheidde de landschapsarchitectuur zich van cultuurtechniek en stedenbouw. En met het woord doeltreffend benadrukte hij dat schoonheid niet mocht gaan ten koste van de doelmatigheid, maar juist daaruit moest voortkomen.

De oprichting van de leerstoel tuin- en Landschapsarchitectuur viel samen met het begin van de wederopbouwperiode. Na de Tweede Wereldoorlog moest Nederland opnieuw worden opgebouwd en de eerste prioriteit was het op gang brengen van de exportproductie om deviezen te verkrijgen. Met die deviezen moest vervolgens gebouwd worden aan infrastructuur, industrie en woningbouw.  Ook aan de Limburgse ontginningen werd door de overheid het grootste belang gehecht. Zoals de kolen uit de Mijnstreek Nederland van energie voorzagen, zo verzorgden de ontginningen langs de Maas heel Nederland van zand (Zandmaas) en grind (Grindmaas) en leverde de Pietersberg het cement. Bij elkaar opgeteld was dat genoeg voor een heleboel beton.

Als hoogleraar en veelgevraagd adviseur mengde Bijhouwer zich in het nationale debat over de wederopbouw. Hij was niet bang om een kritisch geluid te laten horen. Hij beschouwde de industrie als een Hollebolle Gijs die telkens weer een hap uit het landschap nam (denk aan de ENCI in Maastricht of de grindgaten rond Roermond). Ten opzichte van deze industriële grootconsumenten waren natuur- en landschapsbeschermers weliswaar van goede wil, maar te gefragmenteerd en te zwak om (vaak pas achteraf) voldoende tegenwicht te bieden. De opkomst van de moderne samenleving vroeg zijns inziens om een breed gedragen visie over het volle Nederland en de plek van het landschap daarin. Hij was gefascineerd door het toenemend autogebruik, de suburbanisatie en massarecreatie. Hij voorzag dat er op alle fronten veel werk voor landschapsarchitecten in het verschiet lag.

STUDIETIJD

Jan Vallen was een van de eerste die zich bij de nieuwe vakgroep aanmeldde en in de eerste jaren was het aantal studenten erg klein (in 1948 bestond de groep uit slechts vijf studenten). Het hoofdvak[xi] werd gegeven door Bijhouwer, met ’s ochtend hoorcolleges en ’s middags ontwerpopdrachten. Hij eiste van zijn studenten dat ze scherp observeerden en analyseerden, met als doel de kern van een ontwerpopdracht te doorgronden. De studiebijeenkomsten waren informeel. Bijhouwer was een verhalenverteller met een schat aan kennis en al sigaretten rokend kon hij uren zitten vertellen. Jan Vallen had zich geen betere docent kunnen wensen en Bijhouwer had geen beter student kunnen hebben. Ze konden met elkaar lezen en schrijven en beide mannen waren ontwerpers pur sang.

Vanwege het overlijden van zijn vader moet Jan Vallen in 1951 zijn studie onderbreken. Hij verlaat Wageningen en gaat terug naar Swalmen om de leiding over het familiebedrijf op zich te nemen. Tegelijkertijd wil hij zijn studie voortzetten. In 1952 trouwt hij met de Roermondse Liesbeth Kranenpoot en ze vestigen zich aan de Beekstraat 14 in Swalmen.[xii] Daar worden de eerste twee van hun drie zonen geboren. Na een paar jaar verkoopt Jan Vallen de kwekerij en kiest hij definitief voor de landschapsarchitectuur.

Maar eerst moet hij nog afstuderen. Hij vindt een afstudeerproject dicht bij huis: een recreatieplan voor de gemeente Roermond, een echt Bijhouwer-onderwerp.

Een afstudeerproject bestaat niet alleen uit een ontwerpopdracht. Allerlei facetten van een plan moeten eerst worden geanalyseerd en worden vastgelegd in voorstudies. Ongetwijfeld heeft hij zich gebogen over aspecten als bodemkunde, vegetatie, waterhuishouding en cultuurhistorie en in de universiteitsbibliotheek van Wageningen wordt een uitgebreide sociologische voorstudie, compleet met statistieken, bewaard.[xiii]

Voor het uiteindelijke ontwerp heeft hij zijn oog laten vallen op een actueel onderwerp, het Hammerveld. In het naoorlogse Uitbreidingsplan in Hoofdlijnen voor de Gemeente Roermond en Maasniel was het Hammerveld immers reeds aangewezen als stadspark.[xiv] Het project past perfect bij hetgeen hij in Wageningen geleerd heeft: een groeiende stad, een (complexe) natuurlijke omgeving, het nieuwe fenomeen van de recreërende burger en vooral: met de tijd meegaan. Hij zet in op een sterke recreatieve functie die, als een groene long in de stad, het gebied blijvend gevrijwaard is van woningbouw. Zijn twee plantekeningen zijn schitterend en ambitieus.

STADSPARK HAMMERVELD

Vlak voordat de Roer de Maas bereikt spreidt de Roer zich uit in een delta met twee rivierarmen: aan de noordzijde stroomt de Roer en aan de zuidzijde loopt de Hambeek. Tussen deze twee armen ligt het laaggelegen Hammerveld, waar boerderij De Ham lang de enige bebouwing was. De stad ligt aan de noordzijde van het Hammerveld en aan de zuidzijde ontstaan vlak na de oorlog twee nieuwe buurten, Hambeek en Roer-Zuid. Om deze buurten te bereiken zal de Bisschop Lindanussingel worden verlengd. Dit wordt later de Burgemeester Geuljanslaan en deze laan snijdt het Hammerveld in feite middendoor.

In een toelichting bij het ontwerp geeft Jan Vallen aan dat de nieuwe weg dient als scheiding tussen a) een sportveldencomplex met bijbehorende voorzieningen aan de westzijde (actieve recreatie) en b) een recreatiepark aan de oostzijde (passieve recreatie). Hij schrijft:  “Het complex sportvelden omvat 2 voetbalvelden (waarvan één ontworpen als groot wedstrijdveld – grasmat en sintelbaan- met accommodatie voor ca. 4500 toeschouwers; verenigingsgebouw, dat tevens dienst zou kunnen doen als turnhal, aan de ingang); 2 hockeyvelden en 2 volley-veldjes…… “Het meer “rustige” gedeelte van het park – Vaste Planten-tuin  en Rosarium – is geprojecteerd onder de beschutting van de hoge Noordelijke oever van de Roer langs Roerzicht en de opgaande populierenbeplanting… Ook is hier de plaats gedacht voor een kinder-openluchttheatertje (acc. ca 200 kind.), de oriëntering is zo gekozen, dat de speeltijd valt in de middaguren…. .[xv] Het recreatiepark omvat verder een meanderend fietspad met laanbeplanting, een kinderspeelplaats met zandbakken, een plasvijver, speelelementen, een grote speelweide, een hertenkamp, een grote vijver en tot slot een ruimte voor muziekuitvoeringen en meetings. De lengte van het padenstelsel en de open ruimtes in het recreatiepark worden afgestemd op het te verwachten aantal bezoekers (drukke dagen 1400 personen, met een zondagmiddagpiek van 2000 personen), met voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen. Aan de overkant van de Burgemeester Geuljanslaan (bij de entree van het sportcomplex), wordt een restaurant geprojecteerd. De Burgemeester Geuljanslaan zal, als een park lane, aan weerszijden worden begeleid door een bloemrijke beplanting van botanische heesterrozen.[xvi] De tekeningen laten een zeer elegant, modern en harmonisch plan zien en hij is in de loop van 1955 ongetwijfeld met een prima cijfer afgestudeerd. [xvii]

Afbeelding. Twee vogelvluchten die Jan Vallen maakte in het kader van zijn afstudeerproject, Stadspark Hammerveld, vogelvluchten, 20 april 1955. Op de onderste tekening is het bestaande zicht op het Hammerveld getekend (waarschijnlijk vanaf de tv-toren. De bovenste tekening geeft het nieuwe zicht in oostelijke richting. Inkttekening met inkleuring van waterverf. GAR, Gemeentebestuur van Roermond (Nieuw Archief), inv.nr.2074. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Afbeelding. Het ontwerp dat Jan Vallen voor zijn afstudeerproject maakte voor het Stadspark Hammerveld, schaal 1:1000. 31 april 1955. Inkttekening, met inkleuring van waterverf. GAR, Gemeentebestuur van Roermond (Nieuw Archief), inv.nr.2074. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

EEN EIGEN BUREAU

Al voordat hij met zijn studie klaar is, begint Jan Vallen met adviezen aan derden. Zijn eerste werkplek is een directiekeet die achter in de tuin van zijn huis in Swalmen staat. Ben Taken kan zich zijn eerste bezoek aan Jan Vallen nog herinneren. Als student belandt hij op een keer op de fiets vanuit Wageningen in Swalmen en mag hij in de tuin een tent opzetten. In de keet ziet hij een enorme tekentafel staan, met daarop een grote tekening tjokvol hoogtelijnen. In het platte Nederland zijn tekeningen met veel hoogtelijnen ongewoon en dus bekijkt hij de tekening met verbazing en ontzag. Het blijkt een tekening van het ENCI-terrein in Maastricht te zijn, een project dat Jan Vallen via Bijhouwer had gekregen.[xviii]

Ook zijn eerste opdracht van de gemeente Roermond krijgt hij voor zijn feitelijke afstuderen. Het betreft de aanplant van de tunnelwegen aan de oostzijde van de nieuwe tunnel. Eind 1954 maakt hij een schetsontwerp en begin 1955 volgt de opdracht voor een definitief plan, inclusief beplantingslijst van de taluds van de toeleidende tunnelwegen met de daarin gelegen plantsoenen, groenstroken enz. Het honorarium voor het definitieve plan bedraagt 240 gulden.[xix]

Afbeelding. Jan Vallen. Paul Vallen. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

De directiekeet in de tuin in Swalmen is al snel te klein en rond 1958 betrekt Bureau Vallen plus het gezin Vallen het pand Willem II Singel 72 in Roermond.[xx] Daar breidt het bureau zich snel uit.[xxi] Jan Vallen trekt via verschillende kanalen kennis en ervaring aan. Allereerst via professor Bijhouwer en diens vriend professor Hermann Mattern, een van de belangrijkste Duitse landschapsarchitecten van de 20ste eeuw.[xxii] (Bijhouwer was van mening dat veel van de deskundigheid en ervaring die in de komende decennia nodig was rond 1950 in Nederland nog niet aanwezig was en hij wist dat die deskundigheid in Duitsland wel te vinden was.) Daarnaast weet Jan Vallen ook via zijn lidmaatschap van het bestuur van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT) vakmensen naar zich toe te halen.

Via Bijhouwer/Mattern stelt Jan Vallen de zeer ervaren Klaus Kuhn aan en tevens de Nederlandse Arda Wijsbek, die bij Mattern had gestudeerd. Cor Schreuder, cultuurtechnicus, komt via de BNT binnen. Schreuder was opgeleid in Boskoop en afkomstig van de plantsoenendienst in Amsterdam. Hij wordt verantwoordelijk voor technische uitwerkingen en bestekken. Goede tekenaars (Jos Augustin, Kees van Koolwijk) komen bij het bureau en ook andere Wageningse landschapsarchitecten (Jan Droesen en Henk de Graaf) worden aangesteld. In 1962 doet landschapsarchitect Ben Taken, vers afgestudeerd, zijn intrede op de Willem II Singel.[xxiii]

PROFESSIONEEL

Het geheel vormde – zeker voor Nederlandse begrippen in die tijd – een ronduit professioneel landschapsarchitectenbureau, waarin verschillende disciplines elkaar aanvulden. Ook was het een typisch ontwerpbureau, met doorgebroken kamers en veel tekentafels waar de kinderen Vallen tussendoor speelden.[xxiv] Jan Vallen was de hoofdontwerper. Hij was een onafhankelijk denker die in grote lijnen dacht en graag zijn visie ontwikkelde. Hij hield niet erg van acquireren, maar dat deed er toen niet toe, want de opdrachten stroomden binnen. Jan Vallen werkte hard en dat had tot gevolg dat het gezin om ‘vader’ draaide. Het was zaak om hem te ontzien. Dikwijls werd een afgerond project gevierd met een gezinsetentje in de Kraanpoort, al dan niet in gezelschap van meneer pastoor.[xxv]

In de jaren’60 waren er drie projectleiders: Ben Taken, Klaus Kuhn en Jan Droesen. Binnen hun projecten hadden zij vrijheid van werken en afhankelijk van het project konden zij andere medewerkers c.q. andere expertises aantrekken. Volgens Ben Taken waren er geen strakke hiërarchische verhoudingen binnen het bureau. Als Jan Vallen wist dat een project in goede handen was, dan was dat oké. Hiërarchie bestond hooguit op basis de kwaliteit van het werk. Zo stonden de tekenaars Augustin en Van Koolwijk in hoog aanzien.[xxvi]

OPDRACHTENPORTEFEUILLE IN VOGELVLUCHT

Bureau Vallen heeft gedurende zijn bestaan aan ruim 1000 projecten gewerkt[xxvii] en Ben Taken schat in dat ca. 90 % daarvan ook daadwerkelijk is uitgevoerd.[xxviii] Het merendeel van de projecten ligt in Limburg.

De portefeuille laat een duidelijke ontwikkeling zien. In het begin heeft Bureau Vallen vrij veel ‘kleinere’ Limburgse opdrachten, zoals tuinen en plantsoenen bij scholen, bedrijven, ambtswoningen, kloosters of kerken. Dit wordt aangevuld met een groot aantal particuliere tuinen[xxix], waarvan ongeveer zestig in Roermond. Een groot deel van deze Roermondse tuinen ligt in Roer-Zuid en Hambeek, waar in die tijd veel huizen onder architectuur worden gebouwd. Veel van deze opdrachten komen binnen via zijn uitgebreide Roermondse netwerk.[xxx] Verder werkt hij aan enkele grote, langdurende projecten die hij met behulp van zijn mentor Bijhouwer verwerft, zoals de ENCI en enkele zandwinningsprojecten in Noord-Limburg. Ook doet hij in deze begintijd een aantal opdrachten voor de gemeente Roermond (zie hieronder).

Vervolgens komen er steeds meer opdrachten uit de wederopbouwhoek, van onder meer woningkoepel Ons Limburg en Thuis Best.[xxxi] Vallen werkt aan woningbouwprojecten in o.a. Heerlen, Hoensbroek, Treebeek, Schinnen, Sittard en Brunssum. En zoals Bijhouwer al had voorspel doet ook de recreatie zich gelden. Het begint met sportpark De Geusselt in Maastricht en er volgen talrijke zwembaden, recreatieparken, sportparken, kampeerterreinen, jachthavens en recreatiegebieden, tot in alle uithoeken van Limburg en daarbuiten (o.a. Veluwe, Amstelland, Gelderse Randmeren). Vaak staan de Limburgse recreatie-opdrachten in verband met de ontzandings- en ontgrindingsprojecten in Noord-, resp. Midden-Limburg (zie hieronder).

Voeg daarbij de grote wederopbouwprojecten in Maastricht (zie hieronder) en Diemen, de aanleg rond de nieuwbouw van gezondheidszorginstellingen door heel Nederland (samen met bouwondernemer en projectontwikkelaar Leon Melchior en het Maastrichtse architectenbureau Swinkels-Salemans), plus het bijzondere ontwerpwerk voor het Kröller-Müller Museum (zie hieronder) en men begint enig idee te krijgen van de enorme omvang en reikwijdte van de werkzaamheden van Bureau Vallen.

ENKELE PROJECTEN NADER BEKEKEN

Hammerveld (1955-1960)

In de tweede helft van de jaren ’50 wordt het idee voor een stadspark in het Hammerveld verlaten. In plaats daarvan werkt de gemeente Roermond vanaf 1956 aan de voorbereiding van plannen voor actieve recreatie (sport) op het Hammerveld en passieve recreatie (wandelen, zitten, spelen) bij kasteel Hattem. De Heidemij gaat aan de slag met plannen voor het Hammerveld, maar in de loop van 1957 moet de gemeente kennis hebben gekregen van het afstudeerproject van Vallen en de gemeente draagt de Heidemij op om Vallen in te zetten.[xxxii] Uit de ontwerptekeningen die Bureau Vallen vervolgens maakt is het fraaie evenwicht uit zijn afstudeerwerk verdwenen. Aan beide zijden van de Burgemeester Geuljanslaan wordt een groot aantal sportvelden geprojecteerd, met in de uiterste oosthoek nog een klein wandelgebiedje.[xxxiii] Het ontwerp is functioneel maar het mist de elegantie en de rijkdom van Vallens ontwerp uit 1955. Gelukkig kon hij een paar jaar later zijn ei kwijt in Park Hattem.

De hockeyvelden – met parkeerterrein – en het wandelgebiedje zijn gerealiseerd. De rest van het plan is niet uitgevoerd.

Afbeelding. Jan Vallen, Schetsontwerp sportpark Hammerveld, 1960. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0265. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Recreatiepark Hattem (1957-1965)

Vanaf 1957 werkt Jan Vallen aan verschillende plannen voor recreatiepark Hattem, zoals het in eerste instantie genoemd wordt. In 1954 was het kasteeltje met de bijbehorende parkaanleg door de laatste bewoner, Willem Michiels van Kessenich, aan de gemeente verkocht[xxxiv] maar het park was toen al twee decennia opengesteld voor wandelend publiek.[xxxv] Het is dus een logische keus dat Hattem wordt aangewezen als toekomstig stadspark voor passieve recreatie. Ook hier wordt de Heidemij in eerste instantie ingeschakeld en ook hier wordt Jan Vallen er in tweede instantie bijgehaald.

Uit 1957 dateert zijn eerste (relatief sobere) ontwerp.[xxxvi] Vervolgens duurt nog tot 1961voordat de vaart erin komt. In dat jaar wordt namelijk aangekondigd dat ter gelegenheid van de opening van de nieuwe brug over de Maas een grote feesttentoonstelling zal worden georganiseerd op landgoed Hattem.[xxxvii] Bureau Vallen maakt de ontwerpplattegronden.[xxxviii] De tentoonstelling De Brug naar de Nieuwe Tijd omvat een vijftiental paviljoens waarin allerlei maatschappelijk/economische thema’s over het voetlicht worden gebracht. Ook is er een filmhuis, een kermisterrein en een tweetal consumptielokalen. Het Limburgs Dagblad schrijft: “…en is ongetwijfeld ook de grootste expositie, die sinds lange tijd in het zuiden des lands werd gehouden”. En het landgoed “….zal na deze expositie blijvend worden ingericht voor de “passieve recreatie” voor de inwoners van de Bisschopsstad.”[xxxix]

In 1962/1963 werkt hij de tekeningen om tot een ontwerp voor het park.[xl] Centraal in het park wordt een groots rosarium in structuralistische stijl geprojecteerd, à la het rosarium in het Amsterdamse Vondelpark.[xli] De gemeente vindt het plan echter te kostbaar. Na enig heen en weer geschuif pakt Jan Vallen de pen en schetst in één weekend het plan dat uiteindelijk gerealiseerd wordt.[xlii] Klaus Kuhn werkt de beplanting uit en Arda Wijsbek detailleert de complexere plantvakken, zoals de voorjaarstuin.[xliii]

Afbeelding. Schetsontwerp park Hattem, 1963. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0358. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Afbeelding. Arda Wijsbek maakte de detaillering van de voorjaarstuin van Park Hattem, met Japanse sierkersen,  toverhazelaars en bolgewassen, 1963. In dit deel van het park zijn de Japanse sierkersen (Prunus serrulata ‘Roseo-Plena’) verdwenen, maar elders in het park is nog een aantal oorspronkelijke exemplaren als padbegeleiding aanwezig. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0358. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Bisschoppelijk College Schöndeln (1961-1966)

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het oude gebouwencomplex van het Bisschoppelijk College (school én internaat) in de binnenstad van Roermond vanwege het groeiend aantal leerlingen te krap. In de loop van de jaren ’50 besluit men tot nieuwbouw op het landgoed Schöndeln, waar het College al een aantal sportfaciliteiten bezit.[xliv] Architect Jan Zollner maakt ontwerpen voor het schoolgebouw, het internaat en de kapel. Jan Vallen ontfermt zich over de landschappelijke inpassing van de gebouwen. In 1966 is alles af en wordt Schöndeln als nieuwe hoofdzetel van het Bisschoppelijk College geopend. Het ontwerp van Vallen sluit naadloos aan bij de ontwerpen van Zollner: het geheel is modern, helder, zorgvuldig en harmonieus. [xlv]

Afbeelding. Het ontwerp voor de groenvoorziening van het Bisschoppelijk College Schöndeln, 1963. Op deze tekening is alleen de aanleg rond de nieuwbouw te zien. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0242. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Kloosterwandgebied (ca. 1976)

In de jaren ’60 en begin jaren ’70 vinden midden in de oude binnenstad (Munsterplein, St. Christoffelstraat, Graaf Gerardstraat en Kloosterwandstraat) grote sloopactiviteiten plaats. Vervolgens wordt begonnen met de herinrichting van het gebied. Winkels (grootwinkelbedrijven HEMA en V&D) en cultuur (Cultureel Centrum de Oranjerie) krijgen de ruimte om te bouwen. De openbare ruimte wordt ingrijpend vernieuwd en de supervisie van de inrichting van de openbare ruimte van het Kloosterwandgebied ligt in handen van Jan Vallen. Ook verzorgt zijn bureau de inrichtingsplannen en bestratingsvoorstellen. De kleinste details, tot aan de beplanting van de plantbakken van de HEMA toe, worden uitgewerkt.[xlvi]

Afbeelding. Eén van de varianten voor de bestrating van het Kloosterwandgebied, 1976. Detail. Op deze uitsnede is alleen het voorplein voor de Oranjerie te zien. De carrévorm is uiteindelijk toegepast. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0814. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Afbeelding. Foto van de nieuwe Oranjerie met voorplein, ca. 1977. GAR, beeldbank. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Watersportcentrum Midden Limburg (1970-1971)

In een brede zone, van Roermond tot Thorn en van Maaseik tot Asselt, heeft de Maas in het pleistoceen[xlvii] grote pakketten riviergrind afgezet. Kleinschalige grindwinning rond Roermond is al erg oud, maar na WOII beginnen diverse ondernemingen grootschalig uiterwaarden uit te baggeren. Het grind is, net als het zand in Noord-Limburg, een belangrijke grondstof voor bouwmaterialen en dus krijgen baggerbedrijven – ook alweer als Hollebolle Gijs – ruim baan van de overheid. Het ene na het andere grindgat wordt afgegraven en de grindwinners willen zo min mogelijk energie steken in de oeverafwerking. Men kijkt bezorgd naar de littekens die in het landschap ontstaan.

De ontwikkeling van het Watersportcentrum Midden-Limburg is een primeur in de omgang met herinrichting van de grindgaten omdat het de eerste keer is dat verschillende gemeenten (in dit geval Beegden, Horn, Roermond) in een vroeg stadium samenwerken om de toekomst van een gebied te overwegen en veilig te stellen. De drie gemeenten komen samen in een samenwerkingsverband conform de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en de Provincie, als vergunningverlener, doet mee in een adviserende rol. Aan de andere kant staan de concessiehouders. Het doel is om al tijdens de afgravingen samen een integraal plan te maken omtrent toekomstige (nieuwe) functies in het gebied. Jan Vallen is degene die met een plan alle neuzen dezelfde kant op moet zien krijgen.

Het gebied is, zeker naar latere maatstaven, niet groot en het bestaat uit twee grindgaten die ingericht moeten worden: de Noordplas en de Zuidplas, aan weerszijden van de N280. De Noordplas wordt bestemd voor de drukke oeverrecreatie. Er worden voorzieningen gerealiseerd om vanaf de oever het water te benaderen, zoals lig- en speelweides, strandjes, uitspanningen en de nodige toegangswegen. De Zuidplas is bedoeld voor de rustige watersport en dat betekent dat oevers daar alleen vanaf het water toegankelijk zijn (met aanlegplaatsen voor boten). De masten van de hoogspanningsleiding die het gebied doorsnijden zijn een vast gegeven. Het eiland Hatenboer wordt ingericht met accommodaties voor watersportverenigingen en aan de zijde van het Lateraalkanaal wordt een jachthaven met werf geprojecteerd. Een kampeerterrein speciaal voor watertoeristen ligt eveneens aan de Zuidplas. Rond de Zuidplas moet de wind vanwege de watersport vrij spel hebben en dus worden daar weinig bomen aangeplant.

Het is de bedoeling dat ook natuurontwikkeling de ruimte krijgt. Er wordt een groenstrook ingericht als toevluchtsoord voor bevers en vogels. Ook dienen de oevers van de Zuidplas zich op natuurlijke wijze te ontwikkelen om de diversiteit in flora en fauna te doen toenemen. De toenmalige Rijkslandbouwconsulent voor griendhout en riet, ir. W.D.J. Tuinzing, schuift regelmatig aan tafel om te adviseren over de oevers. Van de natuurprojecten komt in de eerste jaren niet veel terecht: de groenstrook voor de bevers en vogels wordt weliswaar aangelegd maar wordt vervolgens gerooid door de beheerder; de koeien die de oevers van de Zuidplas begrazen eten alle interessante plantjes op (‘landbouw tot in de Maas’) en het griend- en rietverhaal komt niet van de grond.[xlviii]

Het is een project met veel tijdsdruk en met een versnelde uitvoering vanwege de delfstofwinning. Op de tekeningen van dit project is het woord “urgentie” alom aanwezig.

Afbeelding. Watersportcentrum Midden-Limburg. Een overzichtstekening met de Noordplas (rechts) en de Zuidplas (links), 1970. De nummers in de tekening refereren aan de verschillende inrichtingselementen (rechtsboven). Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0313. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Afbeelding. Watersportcentrum Midden-Limburg, 1970. Labels van de diverse tekeningen. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0313. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

‘Maastricht Bouwt’

In 1947 presenteert de Gemeente Maastricht in de tentoonstelling Maastricht Bouwt haar visie op de groei van de stad. Het moet een stad worden waar men zich bewegen kan, open, zonnig met groen en bomen, met tuinen en speelplaatsen voor de jeugd……Wij willen een stad, die een vriendelijk en levendig aspect heeft, waar de woningen in rustige groeperingen en gave vormgeving samen met belangrijkere gebouwen (kerken, culturele en sociale gebouwen) een harmonisch geheel vormen. Stadsarchitect Frans Dingemans ontwerpt het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak dat in 1954 wordt aangenomen. Belangrijk onderdeel hiervan is de bouw van een aantal nieuwe wijken aan de westkant van Maastricht (waaronder Caberg, Malpertuis en Pottenberg).[xlix]

In 1959 krijgt Jan Vallen een deeltijdaanstelling bij de gemeente Maastricht en hij zal er de rest van zijn loopbaan één dag per week werkzaam zijn. Hij wordt lid van het stedenbouwkundig team dat onder leiding van socioloog, planoloog en directeur Openbare Werken J.J.J. van der Venne staat. Het is een sterk, multidisciplinair team met een duidelijke visie op de stad en Jan Vallen voelt zich er als een vis in het water.[l]

Voor de nieuwe wijken omarmt Maastricht de filosofie van de wijkgedachte.[li] Het idee is om – in de snel veranderende samenleving – wijken met stabiele en gezonde sociale gemeenschappen te maken. De wijkgedachte is dus niet alleen op (steden-)bouw, maar ook op sociologie gestoeld en het biedt een belangrijke plek voor groen.

Vanwege zijn deelname aan het stedenbouwkundig team is Jan Vallen al in een vroeg stadium bij de planvorming betrokken en zo wordt, heel ongebruikelijk destijds, vanaf het begin van het planproces van de wijken nagedacht over het groen. Door de manier waarop Vallen de bomen, heesters, vaste planten en gras rangschikt, krijgt het groen een verbindende rol. Een van deze wederopbouwwijken, Pottenberg, wordt tegenwoordig beschouwd als een toonbeeld van de wederopbouwperiode en het is één van de vijftien wederopbouwwijken in Nederland die volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zo waardevol zijn dat ze behouden dienen te blijven. Dit is niet in minst door de inbreng van Jan Vallen. [lii] [liii]

Tijdens het bestaan van Bureau Vallen heeft het aan meer dan honderd projecten in Maastricht gewerkt. Het overgrote deel daarvan betreft opdrachten van de Dienst Openbare Werken, dus voor de openbare ruimte. Naast de nieuwe woonwijken houden ze zich bijvoorbeeld bezig met een renovatie van het Stadspark en andere groene gebieden in de stad. Ook ontwerpt het bureau talrijke speelveldjes, speelplaatsen en plantsoentjes.[liv] In de periode 1959-1961 maakt Jan Vallen het plan voor sportpark De Geusselt, een complex van een stadion, atletiekaccommodatie, voetbalvelden, hockeyvelden, tennisbanen, een speelweide en een roei- en visvijver. Speciaal voor de bouwkundige constructies van het stadion trekt hij de Delftse ingenieur Schiebroek aan.

Afbeelding. Een plantlijst behorende bij een beplantingsplan voor een deel van Oud Caberg, Maastricht, uitgewerkt door Klaus Kuhn, 1959. Rechts staat een lijst van plantensoorten, aangevuld met de aantallen exemplaren per soort, hun plantafstanden in de rijen en tussen de rijen en hoever de aanplant uit de kant moest staan. Met dergelijke uitgewerkte details kon een plantsoenen dienst zo aan de slag. Het assortiment bestaat uit groenblijvende soorten zoals dwergmispel (cotoneaster) en vuurdoorn (pyracantha), hogere en lagere voorjaarsbloeiende heesters, zomerbloeiende heesters (hoog en laag) waaronder een aantal soorten heestersrozen, plus lavendel. Archief Vallen Taken, dossiernr. 0407. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Afbeelding. Plan voor het sportpark De Geusselt te Maastricht, ca. 1961. Bureau Vallen/ Dienst Openbare Werken Maastricht. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0142. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Kröller-Müller (1969-1984)

Het beeldenpark van het Kröller-Müller Museum in Otterlo is een van de fraaiste en befaamdste beeldenparken van Europa en het oorspronkelijk ontwerp is van de hand van Jan Bijhouwer.[lv] Na de opening van het park (1961) blijft Bijhouwer als adviseur/supervisor bij het museum betrokken tot hij ook dit stokje overgeeft aan Jan Vallen. De mooiste Otterlose klus voor Jan Vallen is ongetwijfeld de inpassing van de uitgebreide nieuwbouw van Wim Quist in het park geweest (1969-1977). De Quist-vleugel kent verspringende bouwmassa’s met een afwisseling van dichte gevels met open gevels. De nieuwbouw heeft lange gangen met enorme raampartijen waardoor de relatie tussen de cultuur (kunst én gebouw) binnen en de natuur buiten wordt benadrukt. Voor Bureau Vallen betekent dit dat het ontwerp niet alleen van buiten naar binnen maar ook van binnen naar buiten moet kloppen.[lvi] Tekenaar Jos Augustin maakt in 1976 prachtige schetsen waarin de relatie tussen binnen en buiten zichtbaar is. De nieuwbouw, inclusief de aanleg van Vallen, wordt op 11 juni 1977 door Prinses Beatrix geopend.

Afbeelding. Kröller-Müller Museum. Detail werktekening, 1976. Het zuidelijk deel van de Quist-vleugel met parkaanleg. Op de tekening zijn de dichte gevels getekend met een dikke zwarte lijn. Twee dunnen lijnen geven de open gevels weer. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0864. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

Afbeelding. Kröller-Müller Museum. Tekening van Jos Augustin, 1976. Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0820. Voor de betreffende afbeelding: zie Spiegel Van Roermond, 2022, Stichting Rura.

VERDER

De academische wereld heeft een paar keer flink aan Jan Vallen getrokken, maar de drive om zijn bureau voort te zetten moet groot geweest zijn. In 1966 gaat Bijhouwer met emeritaat en hij wil dat Jan Vallen hem opvolgt. Vallen is geïnteresseerd maar wil naast het hoogleraarschap zijn eigen bureau blijven houden. Dat vindt de Hogeschool niet goed. Dezelfde situatie doet zich een paar jaar later, in 1970, weer voor, maar dan bij de Technische Universiteit in Berlijn. Jan Vallen wordt voorgesteld als opvolger van Hermann Mattern, maar ook daar vraagt men hem zijn praktijk op te geven en dat wil hij niet.  

In de loop van de jaren ’70 begint de economische recessie zijn intrede te doen. Particulieren hebben minder te besteden en ook worden subsidiestromen stopgezet. Beide hebben hun invloed op de opdrachtenportefeuille van het bureau en dit betekent dat er vanaf het midden van de jaren ’70 af en toe afgeslankt moet worden.

Uiteindelijk verhuist het bureau nog twee keer. Rond 1973 worden kantoorruimtes gehuurd in  voormalige gebouw van de Kamer van Koophandel op de hoek Kapellerpoort/Minrebroedersingel. Vervolgens investeert Jan Vallen – midden in de recessie – in de nieuwbouw van een geheel eigen kantoorgebouw op de hoek van de Olympialaan en de Oranjelaan (Olympialaan 1). Dit gebouw wordt in 1981 geopend.[lvii]

Op 30 april 1979 wordt Jan Vallen benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Daarna breekt er een zware tijd aan. Begin 1981 overlijdt, na een lang ziekbed, zijn vrouw Liesbeth. In de economische recessie waar we begin jaren tachtig in terecht komen vermindert het aantal verworven opdrachten, waardoor het zakelijk en vakinhoudelijk een lastige tijd is. In 1983 trouwt Jan Vallen met Elna Romeijn, eveneens een landschapsarchitect[lviii] en zij besluiten samen dat het tijd is voor opvolging. Het hierop volgend proces resulteert in een overname van de activiteiten door een viertal van zijn medewerkers, waaronder Cor Schreuder en Ben Taken . Het bureau gaat medio 1984 verder onder de naam Taken Landschapsplanning.[lix]

Jan Vallen blijft hierna nog een aantal jaren voor de gemeente Maastricht werken. Hij verkoopt zijn huis aan de Burgemeester Geuljanslaan en verhuist naar de monumentale vakwerkboerderij van zijn echtgenote in Cottessen[lx], in het Zuid-Limburgse Heuvelland. In deze archaïsche omgeving legt hij een fruitboomgaard met leibomen aan en loopt daar jarenlang met plezier met z’n snoeischaar rond.[lxi] Jan Vallen overlijdt in 1999.

TOT SLOT
Vanwege de toegenomen aandacht voor de wederopbouwperiode en de wederopbouwwijken wordt het werk van Jan Vallen hier en daar gelukkig weer aan de vergetelheid onttrokken. Terugkijkend op zijn loopbaan zien we een ambitieus ontwerper met een groen hart. We zien een denker, een vakman en een modernist. In Maastricht, waar stedenbouwkundige kwaliteit hoog op de agenda stond, kon hij deze kwaliteiten ten volle benutten. In Roermond ontbrak het aan een dergelijke visie of die werd in vroeg stadium ondergesneeuwd in het politieke krachtenspel.[lxii] In dit opzicht was Roermond een maatje te klein voor hem.

De jaren ’50 en ’60 liggen alweer ver achter ons. Veel van wat Jan Vallen heeft aangelegd is veranderd of verdwenen en veel van zijn bomen en heesters zijn gerooid. Het archief van Vallen biedt echter talloze aanknopingspunten om zijn visie, zijn vormgeving en het toegepaste plantenassortiment te bestuderen en te begrijpen. Maar voor Roermondenaren is een kleine wandeling door Park Hattem een perfecte manier om kennis te maken met zijn werk. Dan moet u wel even de aanleg rond het Nationaal Indië-monument wegdenken. Met d


[i] Luchtfotoarchief Aviodrome, digitaal geraadpleegd.[ii] In Wageningen worden vier catalogi van de kwekerij bewaard. Special Collections, WUR Library.

[iii]  De Nieuwe Courant 1-10-1904. Geraadpleegd via Delpher.

[iv] Het Nieuws van de Dag (Kleine Courant) d.d. 10-10-1904. Geraadpleegd via Delpher.

[v] Pomologie is ooftkunde, oftewel de leer van fruit en fruitsoorten. De talrijke pomologische verenigingen die Nederland in die tijd rijk was bestonden uit echte fruitliefhebbers c.q. fruitkenners.

[vi] Haagsche Courant, 31-08-1900. Geraadpleegd via Delpher.

[vii] Land en Volk 29-09-1906. Geraadpleegd via Delpher.

[viii] De persoonsgegevens zijn merendeels afkomstig van de website wiewaswie. Paul Vallen, zoon van Jan Vallen, zorgde voor nodige aanvulling.

[ix] Voogdijstraat 12. Bron: Adresboek Roermond 1937 en 1938, Gemeentearchief Roermond.

[x] Voor deze twee hoofdstukjes is uitgebreid gebruik gemaakt van: Andela, Gerrie, J.T.P Bijhouwer, Grensverleggend Landschapsarchitect, Uitgeverij 010, Rotterdam, 2011. Verschenen in de reeks Monografieën van Nederlandse stedenbouwkundigen.

[xi] Kandidaatsvakken waren: tuin- en landschapskunst, stedenbouwkunde, kunstgeschiedenis, vegetatiekunde, landbouwscheikunde, landmeetkunde, houtteelt, bodemkunde, cultuurtechniek, plantenanatomie, economische geografie, Nederlandse volkskunde, handtekenen.

[xii] Telefoongids voor Roermond 1953 en 1954, studiezaal Gemeentearchief Roermond.

[xiii] Vallen, Jan, Vrije-tijdsbesteding in de gemeente Roermond; proeve van onderzoek, 1955. WUR Library, Special Collections.

[xiv]Uitbreidingsplan in hoofdzaken voor de gemeente Roermond en Maasniel. De eerste versie kwam tot stand in de jaren 1949-1952. In de jaren daarna verscheen nog een aantal gewijzigde versies. GAR, archief Dienst Gemeentewerken, inv.nrs 380-386.

[xv] Korte toelichting bij het studie-ontwerp voor een stadspark in het Hammerveld te Roermond, Archief Vallen/Taken, inv.nr. 0265.

[xvi] Ibidem. Vallen noemt: Rosa nitida, Rosa virginiana, Rosa rugosa, Rosa rugosa ‘Pink Grootendorst’, Rosa egelanteria, Rosa lutea ‘Bicolor’, Rosa moyesii, Rosa omeiensis pteracantha (destijds gebruikelijke nomenclatuur). In kleuren vertaald: veel roze, rood, met tinten geel en wit.

[xvii] De schitterende tekeningen van Vallens afstudeerproject zijn bewaard gebleven in het Gemeentearchief Roermond, 1006 Gemeentebestuur van Roermond (Nieuw Archief), inv.nr.2074.

[xviii] Interview Ben Taken dd. 8 juni 2021.

[xix] Opdrachtbrief Directeur Gemeentewerken Roermond, d.d. 21 maart 1955. Archief Vallen Taken, dossiernr. nr. 0073.

[xx] Later werd ook het buurpand Willem II Singel 70 erbij betrokken.

[xxi] In de loop van de jaren heeft Bureau Vallen meerdere namen gehad. Bureau Vallen; Vallen Adviesbureau voor Landschap en Openluchtrecreatie; Vallen Landschapsplanning; Ingenieurs- en Landschapsarchitectenbureau ir. Jan Vallen. De naam werd soms aangepast aan de tijdgeest. De naam Vallen Adviesbureau voor Landschap en openluchtrecreatie bijvoorbeeld werd gebruikt in de tijd dat er vanuit CRM veel subsidie was voor recreatie in buitengebieden. Het bureau werkte bijvoorbeeld aan plannen voor het Mergelland en het Amstelland (ten zuiden van Amsterdam).

[xxii] In 1948 richtte Hermann Mattern samen met schilder/architect Arnold Bode (oprichter van de Documenta) en schilder/pedagoog Ernst Röttger de Werkakademie te Kassel op, naar de geest van het voormalige Bauhaus. Hij had tevens een eigen ontwerpbureau en werkte samen met architecten als Adolf Loos (jaren ’30) en Hans Scharoun (vanaf jaren ’30). In 1961 werd Mattern benoemd tot professor Landschaftsbau und Gartenkunst Technischen Universität Berlin. Dit was de leerstoel die later aan Jan Vallen werd aangeboden.

[xxiii] Interview met Ben Taken, dd. 8 juni 2021.

[xxiv] Interview met Paul Vallen, dd. 6 juli 2021.

[xxv] Ibidem.

[xxvi] Interview met Ben Taken, dd. 8 juni 2021.

[xxvii] Dossiers van al deze projecten zijn bewaard gebleven en zijn te vinden in het Archief Vallen/Taken. Dit archief, waarin ook de projecten van de opvolger Taken Landschapsplanning zijn opgenomen, bevindt zich momenteel in Roermond (tekeningen), Maastricht (dossiers) en bij ingenieursbureau Geonius (periode Taken Landschapsplanning, vanaf 1984).

[xxviii] Interview met Ben Taken, dd. 8 juni 2021.

[xxix] In totaal ca. 240. Bron: projectenlijst Archief Vallen/Taken.

[xxx] Bron: interviews Ben Taken en Paul Vallen.

[xxxi] Ons Limburg was in 1911 opgericht door de – door het bisdom Roermond in 1910 benoemde – aalmoezenier voor de mijnstreek, Mgr. H.A. Poels. Ons Limburg diende als koepelorganisatie van plaatselijke katholieke woningbouwverenigingen in de Mijnstreek. De stichting Thuis Best werd opgericht in 1921. Binnen deze stichting werkte Ons Limburg samen met andere mijn ondernemingen. De mijnstreek kende twee grote bouwgolven. De eerste viel in het interbellum. De tweede bouwgolf betrof de wederopbouwtijd en tussen 1945 en 1964 bouwde Ons Limburg ruim 30.000 woningen in zowel de oostelijke als de westelijke mijnstreek, waarvan 5.000 in opdracht van Thuis Best. Bureau Vallen heeft aan veel van deze projecten meegewerkt. Bron: Knotter, Ad (red.), Mijnwerkers in Limburg. Een Sociale Geschiedenis, uitgegeven door Stichting “de koempel verhaalt”, Uitgeverij van Tilt, Nijmegen, 2012.

[xxxii] Schrijven van de Directeur Gemeentewerken aan het College van B&W, d.d.19580219. Gemeentearchief Roermond, 1006 Gemeentebestuur van Roermond (Nieuw Archief), inv.nr.2074.

[xxxiii] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0265.

[xxxiv] Oldenburger-Ebbers, Carla S., Anne Mieke Backer, Eric Blok, Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, deel Zuid: Zeeland, Noord-Brabant, Limburg, Uitgeverij De Hef publishers, Rotterdam, 2000.

[xxxv] O.a. Nieuwe Apeldoornsche Courant, 21-4-1934, via Delpher.

[xxxvi] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0157.

[xxxvii] Limburgsch dagblad, 28-10-1961, via Delpher.

[xxxviii] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0294.

[xxxix] Limburgsch dagblad, 28-10-1961, via Delpher.

[xl] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0294.

[xli] Dit rosarium, ontworpen door Egbert Mos, werd rond 1957 geopend. Bron: Copijn, Anne-Kim, Maartiene Delprat en Hanneke Schreiber, Onderzoek historische beplantingen Vondelpark, Amsterdam, 2007.

[xlii] Interview met Ben Taken, d.d. 8 juni 2021.

[xliii] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0358.

[xliv]roer.college/onze-school/historie/historie-lyceum-schondeln, geraadpleegd 20210718.

[xlv] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0242.

[xlvi] Archief Vallen/Taken, dossiernr. 0814.

[xlvii]Pleistoceen: geologisch tijdperk dat duurde van 2,6 miljoen jaar geleden tot ongeveer 12.000 jaar geleden.

[xlviii] Toelichting bij het dossier door Ben Taken, dd. 7 juli 2021.

[xlix]Geest, Joosje van, F.C.J. Dingemans 1905-1961. Stadsarchitect van Maastricht, Stichting BONAS, Rotterdam, 2012.

[l] Toelichting van Ben Taken, dd. 7 juli 2021.

[li] De wijkgedachte is een opvolger van de door Ebenezer Howard ontwikkelde Garden City. De bouw van de eerste Garden City, Letchworth Garden City, begon in 1903. In het zuiden van Nederland werd vaak een katholieke variant van de wijkgedachte toegepast, namelijk de parochiewijk, met een inwonertal ter grootte van een parochie en met de kerk als oriënteringspunt en symbool van maatschappelijk eenheid.

[lii]Blom, Anita (red.), Atlas van de Wederopbouw 1940-1960. Ontwerpen aan stad en Land, p. 56-62 en 241-245, nai010 uitgevers, Rotterdam, 2013.

[liii] Zie hiervoor: Geest, Joosje van en Jacqueline Verhees, Kiezen voor karakter. De Groene Ruimte van Pottenberg, onderzoeksrapport, 2015.

[liv] Projectenlijst archief Vallen Taken. Bron: Ben Taken.

[lv] Het Beeldenpark van Bijhouwer werd twee maal uitgebreid en bestaat vandaag de dag uit een beeldentuin, een beeldenpark en een beeldenbos. Voor meer informatie over het ontwerp van Bijhouwer zie Andela, Gerrie, J.T.P Bijhouwer, Grensverleggend  Landschapsarchitect, p. 232 e.v.: Ontwerp beeldentuin Kröller-Müller Museum 1955-1964,

[lvi] Interview met Ben Taken, dd. 8 juni 2021.

[lvii] Ibidem.

[lviii] Interviews met Ben Taken en Paul Vallen, 8 juni en 6 juli 2021.

[lix] Dit bureau heeft tot 2010 bestaan. Daarna is het overgegaan naar Tescon B.V..

[lx] Cottessen 5.

[lxi] Interview met Paul Vallen, 6 juli 2021.

[lxii] Interviews met Ben Taken en Paul Vallen, 8 juni en 6 juli 2021.