24 december 2016
Ik wil het met u hebben over de kerstboom.
Lang geleden, tweeduizend en zestien jaar om precies te zijn, gebeurde er iets moois in een stal in Bethlehem. De hoofdpersonen waren: een pasgeboren jongetje, zijn ouders, een os en een ezel, koningen van ver en herders van dichtbij. In de frisse winternacht van het oude Palestina schalden de trompetten en klonk het gezang van engelen en elk jaar opnieuw gedenken wij deze gebeurtenis. Het gebruik wil dat we daarbij niet alleen een stalletje, maar ook een boom in ons huis zetten.

Weg naar Hebron, december 2016
We noemen zo’n boom een dennenboom, maar dat klopt natuurlijk voor geen meter. Wat wij in december kopen is geen den, maar een spar. Hoewel de den en de spar verwant zijn – het zijn allebei coniferen cq. naaldbomen -, zijn er onderling veel verschillen. Zo hebben sparren een conische, taps toelopende vorm, en dennen hebben dat niet. De naalden zijn ook anders: bij de dennen zijn ze rond en bij de sparren zijn ze drie- of vierhoekig, of zelfs afgeplat. En hoewel er in Israël en Palestina een aantal dennensoorten voorkomt, is er geen spar te vinden. Hoe zit dat dus met die kerstboom en de geboorte van het kindje Jezus? Is er überhaupt een relatie?
Nu wil het geval dat ik begin deze week in de buurt van Bethlehem was, en ik kwam op het idee om voor de luisteraars van Limburgs Land enige duidelijkheid in deze materie te krijgen door ter plaatse op zoek te gaan naar de boom die de aartsvader van alle kerstbomen is. Want als hij al ergens gevonden kan worden, dan moet het toch in Bethlehem zijn, nietwaar?
Bethlehem ligt ongeveer 10 kilometer ten zuiden van Jerusalem, aan de weg naar Hebron, op de westelijke Jordaanoever. Het gezag is er in handen van de Palestijnse Nationale Autoriteit en de stad is alleen bereikbaar via Israël. Je moet dus langs zo’n akelig checkpoint, vol soldaten, automatische geweren, kogelvrije vesten en gepantserde voertuigen.
Een goedlachse Palestijnse chauffeur – natuurlijk met snor – pikte me op bij de muren van de oude stad van Jerusalem en daar gingen we, rechtsaf de weg naar Hebron op. Aan de rand van de stad werden de eerste volstrekt kale toppen van de bergen van Judea zichtbaar en de chauffeur wees me zijn dorp aan, Bayt Sahour, een stuk verderop. Ik zag niet alleen het dorp, maar ik zag ook de powerplay van de gloednieuwe illegale joodse nederzetting ernaast. Een in-triest gezicht.
Het passeren van de grens ging gelukkig probleemloos en de chauffeur riep met Arabische tongval uit: “Zeh Beit Lechem!”. Vervolgens richtte ik mijn ogen op alles wat groen was. De bergen van Judea zijn van kalksteen en de stad Bethlehem is in dezelfde lichte steenkleur opgebouwd. Dat betekent dat elke boom, laat staan een donkergroene conifeer, onmiddellijk opvalt.

Bethlehem, buiten de oude stad, december 2016
Mijn zoektocht, die ik met enthousiasme was begonnen, werd al gauw een treurige onderneming. De moed zakte me in de schoenen. Er zijn maar weinig bomen in Bethlehem en veel bomen leven, net als de bevolking, onder zware omstandigheden. Ja, hier en daar staan plukjes gezonde bomen achter muren en hekken van oude villa’s of kloosters. Daar vind je dadelpalmen, dennen, cipressen, laurierbomen, zwarte moerbeien, loquats, olijven of citrussen. Geen spar te bekennen, natuurlijk. Maar verder? In de openbare ruimte? Of in het omliggende landschap? Nauwelijks, op een enkele aanplant van olijfbomen of wat struikgewas na.

Bethlehem, Cupressus sempervirens langs het pleintje bij de geboortekerk, december 2016
Van de bomen die ik vond was de cipres de boom die grofweg het meest lijkt op onze kerstspar. Dan bedoel ik niet de superslanke, kaarsrechte cipres die wij associëren met mediterrane landschappen en waarvan de takken even verticaal omhoog groeien als de stam. Dergelijke cipressen werden vanaf de Romeinse tijd al geselecteerd en doorgekweekt. Nee, ik bedoel de wilde vorm, de gewone Cupressus sempervirens, die zijn takken tamelijk horizontaal uitspreidt en daardoor een min of meer conische vorm krijgt, net als onze spar. Een paar van deze bomen vond ik aan de rand van het pleintje naast de geboortekerk. Ook weer niet op het plein zelf, maar net binnen de muren van een naastgelegen kloostercomplex. Dichter bij een conifeer die ooit bij een stalletje in Bethlehem gestaan kan hebben, kon ik niet komen. De enorme kunstkerstboom die ze enkele tientallen meters verderop ter voorbereiding van kerstmis aan het optuigen waren, werd in vergelijking met deze cipressen ineens een volstrekt misplaatst en wereldvreemd geval.

Bethlehem, Jonge olijfboomgaard ten noorden van de stad, december 2016
Dit jaar voor ons geen kerstboom. We gooien alle coniferen overboord, zelfs de cipres, en we kiezen voor een takje van de olijfboom. Want olijftakjes brengen de vrede en dat hebben de bomen op de Westbank hard nodig.