Het is zo vanzelfsprekend. De voedermais die – jaar in, jaar uit – in september zo overvloedig op onze velden staat te rijpen. En de aardappels die, afhankelijk van het ras, van juli tot september massaal worden geoogst. Wat de aardappel is voor de Nederlandse mens, dat is de voedermais voor de Nederlandse koe. Hij lijkt onmisbaar. En hoewel de aardappel als hoofdvoedsel de laatste tijd aan populariteit lijkt in te boeten, is het toch altijd weer een geruststellende gedachte dat met de komst van het najaar de tijd van de Hollandse stamppotten aanbreekt.

Stilleven met aardappelen, Vijlen, 23 september 2017
Zoals u ongetwijfeld weet, is de aardappel van oorsprong absoluut niet Hollands. Net als de mais. Ze komen allebei uit de Nieuwe Wereld. Daarmee bedoelen we de wereld die aan de andere kant van de Atlantische Oceaan ligt en die vanaf 1492 door de Spanjaarden, en later door andere Europeanen, werd gekoloniseerd. Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Oceanië: dat is de Nieuwe Wereld. En Europa, Afrika en Azië is de Oude Wereld.
Beide termen lijken een beetje verouderd, maar in de biologie worden ze nog wel degelijk veel gebruikt. Dat heeft met de evolutie te maken. Ooit was er namelijk sprake van één groot continent op aarde, met een keur aan levensvormen. Dat continent brak in stukken en dreef uiteen tot de werelddelen zoals we ze nu kennen. Natuurlijk zijn er veel plantenfamilies die overal op aarde voorkomen, maar doordat de Oude Wereld en de Nieuwe Wereld al zo lang zo ver uit elkaar liggen, hebben planten en dieren tientallen miljoenen jaren onafhankelijk van elkaar kunnen evolueren. Dat heeft onder andere geleid tot heel verschillende flora’s. De Oude Wereld kende bijvoorbeeld geen cactussen, geen cacao, geen tomaten, geen tabak. En geen aardappelen. De Nieuwe Wereld op zijn beurt kende geen koffie, geen rijst en ook geen paarden. Tot 1492, dus.
In dat jaar zette Christoffel Columbus zijn eerste schreden op de eilanden van de Bahama’s en dat was het begin van een drastische ingreep in de wereldflora. En niet alleen in de flora. Planten, dieren, ziektekiemen, culturen, technieken enzovoort; vanaf dat moment kwam er op vele fronten een grootschalige uitwisseling op gang tussen werelden die tot dan toe gescheiden waren geweest. Deze uitwisseling – die ook wel de Columbian Exchange wordt genoemd – had enorme consequenties voor de ontwikkeling van beide werelddelen en voor de mensen die daar leefden.
Allereerst gingen er veel mensen dood. Vooral in Zuid-Amerika. De Europeanen brachten een heel scala aan dodelijke ziekten mee en de inwoners van Zuid-Amerika hadden daar geen enkele weerstand tegen. Denk aan de pest, aan cholera, tyfus en dergelijke. Vervolgens ontstond er een ware carrousel van planten die van het ene eind van de wereld naar het andere eind van de wereld werden gebracht om daar, op plekken waar ze in ecologisch opzicht in feite niets te zoeken hadden, economische grootmachten te worden.
Men bracht planten van de Oude Wereld naar de Nieuwe Wereld en ging ze op grote schaal verbouwen. Denk bijvoorbeeld aan het van oorsprong Aziatische suikerriet op de plantages van Cuba en Martinique. Denk aan de koffieplant, oorspronkelijk uit tropische delen van Afrika en Azië, maar groot geworden in Brazilië.
Tegelijkertijd werden er planten uit de Nieuwe Wereld naar de Oude Wereld gebracht om daar aan hun opmars te beginnen. Als eerste de mais, die Columbus eigenhandig in Madrid afleverde. De zaden werden gezaaid en de planten gaven meteen goede vruchten. Bingo! Maar ook de voedzame aardappel, waarvan wordt beweerd dat hij tussen 1700 en 1900 verantwoordelijk was voor maar liefst een kwart van de bevolkingsgroei in de oude wereld. Of de rubberboom, die momenteel grotendeel in Zuidoost-Azië wordt gekweekt, maar die afkomstig is uit Brazilië. Het lijkt wel alsof al deze planten uit hun eigen vertrouwde omgeving moesten worden gerukt om elders groot te worden.
In Nederland worden jaarlijks tegenwoordig ongeveer 8 miljoen ton aardappels geproduceerd en de gemiddelde Nederlander werkt op jaarbasis 85 kilo weg. Dat zijn 34 zakken van ieder twee-en-een-halve kilo. Persoonlijk moet ik er niet aan denken. U kent het gezegde: “een stamppotje op zijn tijd, brengt vreugde en gezelligheid”, maar dus vooral niet elke dag.
Echter, mocht ú vanavond een aardappeltje op uw bord hebben, dan wens ik u heel smakelijk eten.