Ik woon in een dorp in het Heuvelland, op een steenworp afstand van de kerk en het kerkhof. De laatste dagen is het er een komen en gaan van auto’s. Steevast stappen ietwat oudere echtparen uit en gewapend met een bloemstukje – meestal een bolchrysant – en een kaarsje lopen ze het kerkhof op. Want overmorgen is het zo ver. Dan is het twee november, het feest van alle zielen.

Een bolchrysant op het kerkhof, Vijlen, 31 oktober 2018
De rooms-katholieke kerk leert dat zielen van overleden gelovigen zondig zijn. De ene ziel heeft weliswaar meer zonden op zijn geweten dan de andere maar voor allemaal geldt dat ze zich, in afwachting van het moment dat ze de hemel daadwerkelijk kunnen betreden, in het vagevuur bevinden. Door te bidden kunnen de levende gelovigen de zielen een handje helpen om hun schulden te verlichten en hun tijd in het vagevuur te verkorten.
Legio vragen liggen voor de hand: “Hoezo ALLE zielen? Hoe zit het met de ongelovigen? Waar loopt de grens tussen gelovig en ongelovig? En wie bepaalt dat?” Hoewel ik zelf ben opgegroeid als een r.-k. meisje in r.-k. Roermond, ben ik ervan overtuigd dat ik momenteel buiten de boot val. Dat vind ik helemaal niet erg, behalve dan op één enkel vlak. Ik wil later namelijk óók een bolchrysant en een graflichtje.
Er was een tijd dat ik de pest had aan alle vormen van chrysanten, in het bijzonder de spinchrysant. Mijn moeder had een hekel aan die bloemen –ze hield van rozen – en toch presteerde mijn vader het om haar elke verjaardag een grote bos lichtgele spinchrysanten te geven. Tja, dat was natuurlijk niet zo slim. Later, toen mijn moeder niet meer leefde en ik een stiefmoeder had, kon mijn vader het niet meer fout doen. Mijn stiefmoeder was namelijk dol op chrysanten en ik weet nog dat ik haar vol ongeloof vroeg: “Maar waarom dan?” en dat ze antwoordde : “Ze staan zo lekker lang“. In mijn romantische puberwereld, waarin esthetiek een belangrijke plek had, gruwde ik van een dergelijk nutsprincipe.
Toch heb ik de chrysant met het voorbijgaan van de jaren leren waarderen. Elke meimaand plant ik tegenwoordig stekjes van zowel grootbloemige chrysanten als troschrysanten in allerlei kleuren. Als rechtgeaarde kortedagplanten gaan ze pas over tot de vorming van bloemknoppen als de dagen significant korter worden. In de loop van september dus. Dit betekent dat de chrysant pas gaat bloeien op het moment dat de meeste andere planten aan het afsterven en het wegrotten zijn. Over een perfecte Allerzielenbloem gesproken…….
In het chrysantenspectrum nemen de bolchrysanten een aparte plek in. Ze worden in pot opgekweekt en door middel van kunstmatige verduistering worden de planten al in juli, in het midden van de zomer, geforceerd om bloemen aan te maken. Vanaf eind augustus komen ze massaal op de markt. Maar waarom in ’s hemelsnaam? Wat hebben de chrysanten in de zomer te zoeken? Niets! Nee, pas op een gure novemberdag, vol dood en verderf, is de rode, paarse, gele, roze, witte of oranje chrysantenbol in zijn element.

Ferdinand Georg Waldmüller, Am Allerseelentag, 1839
Ik vind Allerzielen een fijn feest: de zielen van de dierbare doden zijn dicht bij ons, of ze tijdens hun leven gelovig waren of niet, dat maakt niet uit. Zij kunnen niet bij ons op bezoek komen, en daarom gaan we bij hen op bezoek en versieren we hun graven met bloemen. Liefst zoveel mogelijk. Het is niet griezelig, zoals bij Halloween, maar juist een beetje knus. Met Allerzielen kunnen er wat mij betreft niet genoeg bolchrysanten op het kerkhof staan. Samen met de graflichtjes, natuurlijk. Ik hoop er ook op, later.