In deze afgelopen verkiezingsmaand dook het woord ineens op. Boreaal. Zelfstandig naamwoord? Bijvoeglijk naamwoord? Dat deed er niet toe, boreaal lag gewoon op ieders lippen.
Wat wordt er mee bedoeld? Is het een politieke term die in rechts-extremistische kringen gebruikt wordt om racistisch beladen begrippen als blank, Arisch of wit mee aan te duiden? Geen twijfel over. Maar van huis uit ben ik een geograaf en voor mij is boreaal een term uit de aardwetenschappen, meer in het bijzonder uit de klimatologie, uit de geologie en voor het gemak voeg ik er ook nog even de plantengeografie aan toe.

In een bosje met fijnspar en douglasspar, Vijlen, maart 2019
Een klimaat is een gemiddelde weerstoestand over een langere periode. Zoals u weet zijn er op onze aarde meerdere klimaten. Als ik van een van de Congo’s naar Zuid-Afrika loop, dan loop ik in eerste instantie in gebieden met een tropisch klimaat (warm en vochtig) en later in gebieden met een aride (droog en warm) klimaat. En als ik de fiets pak om van Nederland naar Lapland te fietsen, dan begin ik in de maritieme zone en eindig ik in de zogenaamde boreale zone.
Gemiddelde weerstoestanden veranderen niet alleen in ruimte, ze variëren ook in tijd. Bestudeer de geologische geschiedenis van één plek op aarde en je ziet alle klimaten langskomen. In de tijd dat in onze contreien de enorme plantenpakketten voor onze fossiele brandstoffen werden afgezet, zo’n 240 tot 200 miljoen jaar geleden, was het warm en vochtig. Tijdens de ijstijden heersten de gletsjers en was het hier zo koud dat er geen bomen konden groeien. Uit pollenonderzoek blijkt dat zo’n 14.000 jaar geleden de weersomstandigheden zodanig veranderden dat de eerste berken, dennen en wilgen weer tevoorschijn kwamen.
Omdat de groeiomstandigheden van planten onder invloed van licht, neerslag, verdamping en temperatuur variëren, worden planten en hun verspreidingsgebieden gebruikt als gids bij het bepalen van klimaatgrenzen. Zet een denkbeeldige steppevegetatie naast een tropisch regenwoud, en je begrijpt het. Een veelgebruikte indelingssysteem, de zogenaamde klimaatclassificatie van Köppen, is op deze basis ontwikkeld. Het systeem spreekt van vijf hoofdgroepen: de A-klimaten, (tropische klimaten), de B-klimaten (droge klimaten), de C-klimaten (maritieme klimaten), de D-klimaten (landklimaten) en de E-klimaten (poolklimaten). Binnen deze groepen wordt vervolgens op basis van temperatuur- en neerslagverschillen een verdere onderverdeling gemaakt. Het mediterrane klimaat bijvoorbeeld wordt aangeduid met Cs: een maritiem klimaat (C) met droge zomers (s = sommertrocken). Het klimaat in Nederland wordt wel aangeduid met Cfb: een gematigd maritiem klimaat (C) met neerslag in alle seizoenen (f) met een gematigde temperatuur (b).
Het subarctisch klimaat, waarin de boreale zone ligt, is een D-klimaat. Het is een landklimaat, onlosmakelijk verbonden met de uitgestrekte landmassa’s van de noordelijke continenten, ver weg van de matigende invloeden van de zee. De boreale zone vormt de overgang tussen de poolgebieden en meer gematigde gebieden. Deze zone herbergt een van de grootste bosvoorraden ter wereld en wordt ook wel boreaal woud of taiga genoemd.
Het weer kent er zulke extremen dat weinig plantensoorten in deze omstandigheden kunnen overleven. De soortenrijkdom in het boreale woud is dan ook heel beperkt. Vaak zijn het uitgestrekte naaldwouden, met sparren, lariksen en dennen, dicht opeen gepakt zodat ze minder kwetsbaar zijn voor wind en zware sneeuwval. Soms zijn er ook berken, wilgen, elzen, heidestruiken. Voorts mossen, korstmossen en allerlei bessen. Voedsel waar voornamelijk dieren van leven. Nauwelijks mensen, want die hebben toch vaak wat meer nodig.
Niks Nederlands dus. Wij voelen ons thuis in loofbossen, niet in de taiga. Wij willen licht in de winter en schaduw in de zomer. Weliswaar zijn er in de afgelopen anderhalve eeuw vanwege de houtproductie grote arealen met grove den of fijnspar aangeplant, maar die worden door de terreinbeherende organisaties als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of de Landschappen sinds een paar decennia tamelijk massaal herplant met loofhout. Met name de spar wordt in de ban gedaan.

…..tenzij met een bijl in de hand….
Ik persoonlijk zal er geen traan om laten. Er is in Nederland geen bos dat ik neerslachtiger vind dan een sparrenbos. Onder de bomen zien zomer en winter er gelijk uit, er groeit vrijwel niks, er bloeit vrijwel niks en er is nauwelijks een spatje licht dat de bodem bereikt. Schimmels, zwammen, paddenstoelen en nachtvlinders schijnen er te gedijen, maar een mens heeft er weinig te zoeken, tenzij met een bijl in de hand.
Desondanks wil ik ervoor pleiten om, althans voorlopig, een paar sparrenbossen te laten staan. Om landgenoten die het politiek getinte boreale gedachtegoed ondersteunen een eigen plek te geven. Je zou niemand het recht willen ontzeggen om er depri en bleekjes het einde der tijden af te wachten, toch?