In de tuinarchitectuur staat de 19de eeuw bekend als de eeuw van de landschapsstijl. U weet wel: de stijl van de harmonische, natuurlijke lijnen en van de afwisselende wandeling. Begrijp me niet verkeerd, ik ben dol op de landschappelijke stijl, en er valt ook heel veel over te vertellen, maar soms denk ik: gaap, gaap, moeten we het daar nu weer over hebben? Want was er in de 19de eeuw op tuingebied niet veel en veel meer aan de hand? Ja zeker. Het stikte destijds van de nieuwigheden en van de trends die elkaar in rap tempo opvolgden en ze stonden vaak lijnrecht tegenover de natuurlijke harmonie die de landschapsstijl beoogt. Veel van die noviteiten waren het resultaat van uitvindingen op zowel technisch als op horticultureel gebied. Gietijzeren kassen, rotstuinen, tuinsieraden, bruggen, fonteinen, exotische bladplanten met bontbladig, roodbladig of gefranjerd blad, een varen-hausse en onnatuurlijke kweekvormen zoals treurbomen, dwergbomen, verticale bomen of juist horizontale bomen. Allemaal uit de 19de eeuw. Zo’n mengeling van ik-weet-niet-wat-allemaal wordt in de kunstgeschiedenis ook wel eclectisch genoemd, maar wat mij betreft was het gewoon een bonte boel. Ik zou een heel jaar lang elke week kunnen vertellen over al het spektakel dat die eeuw heeft voortgebracht.

Oh’s en ah’s bij het Grand Canal, Kasteel Vaeshartelt (album P. Regout, ca. 1864) via wikimedia.
Net zo spectaculair als alle nieuwigheden was het aantal publicaties erover. Tuinboeken, populaire tijdschriften en vaktijdschriften brachten alle tuintrends voor het eerst in de geschiedenis bij iedereen in de huiskamer. Onderschat daarbij de 19de -eeuwse tijdschriften niet. Vaak in de vorm van wekelijks nieuwe katernen die je per jaar kon bundelen. Er stonden spannende verhalen in, onder meer over de natuur in verre landen, maar ook over plantensoorten of tuinbouwtentoonstellingen. Een ander nieuw fenomeen was de gedrukte kwekerscatalogus. Door middel van dergelijke catalogi konden tuinliefhebbers gratis en voor niets alle plantentrends volgen. Ook namen de zogenaamde tuinsieraden een hoge vlucht, mede vanwege invloedrijke publicaties zoals het Magazijn van tuinsieraden van Gijsbert van Laar en Les promenades de Paris van Alphons Alphand.
Een mooi voorbeeld van 19de -eeuws spektakel was het landgoed Vaeshartelt bij Maastricht. In 1851 kwam het – tot dan toe tamelijk agrarische – landgoed in bezit van industrieel Petrus Regout. De eerste tien jaar gebruikte Regout het landgoed als buitenverblijf. Aan de Duits/Belgische landschapsarchitect Jean Gindra gaf hij de opdracht om een landschappelijk park aan te leggen. Gindra ontwierp inderdaad een park met vijver dat enigszins in harmonie met de omgeving was. Maar toen Regout zich permanent op Vaeshartelt vestigde, veranderde hij het park binnen een paar jaar in een indrukwekkende schouwspel van follies, vijvers, fonteinen, bloemperken, exotische planten en prieeltjes. Het park was nadrukkelijk bedoeld om bewonderd te worden en het werd opengesteld voor bezoekers. Ik stel me zo voor dat het publiek van de ene verbazing in de andere viel. Net zoals je voor het eerst Disney World binnenstapt.
Regout was trots op zijn schepping, dat kan niet anders. Hij liet het park vereeuwigen in een kostbaar album dat hij in Parijs liet maken. Maar…. zo snel als het parkspektakel Vaeshartelt was ontstaan, zo snel was het ook weer weg. 15 jaar duurde het sprookje. Na de dood van Regout, in 1878, verdween de aanleg als sneeuw voor de zon. Wat overbleef was het album en dat is maar goed ook. Want de prenten laten vandaag de dag zien dat het in zijn korte bestaan verbluffend moet zijn geweest.
Mocht u zich dit weekend even los kunnen weken van het WK-schaatsen in Salt Lake City, dan stel ik voor dat u een kijkje neemt op de website http://www.erfgoedvaeshartelt.nl. Daar kunt u het album van Regout digitaal te bekijken. Net als de bezoekers van destijds zult ook u verbaasd en verrast zijn. Het is echt 19de eeuws Maastrichts spektakel.