Ja, we zijn er bijna. Nog twee weken en dan is het weer gedaan voor dit jaar. Dan zitten alle bomen weer in het jonge blad.

Een Ginkgo biloba loopt uit, Kerkrade, 22 april 2020.
Het is elk jaar weer een genot om te zien: de bomen die stuk voor stuk gaan uitlopen. De vroegste soorten krijgen in maart al hun blad. De berken, de beuken en de eiken volgend in april. Tegen het eind van april zit het er bijna op. Maar de allerlaatsten wachten tot in mei. Berucht in dit opzicht is de term “ambtenarenbomen”, waarmee wordt bedoeld dat sommige soorten laat in het voorjaar hun blad krijgen en het relatief vroeg weer laten vallen. (Die betiteling is een beetje een flauw grapje, want de ambtenaren die ik ken zijn stuk voor stuk harde werkers.) Het zijn meestal bomen met samengesteld blad, zoals de es, of de doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioica), of de noten en de vleugelnoten.
De laatste week van april bezocht ik nogal wat tuinen en parken en zo kon ik dit jaar ook de meer bijzondere soorten bekijken. Het er leek inderdaad op dat de walnoot (ook wel de okkernoot genoemd, c.q. Juglans regia), de pekan (Carya illinoinensis) en de vleugelnoten de laatsten zijn die in blad komen. Maar nee, toch niet, want sommige bomen uit de moerbeziefamilie blijken de echte kampioenen: zoals de osagedoorn, de papiermoerbezie en de zwarte moerbei. Samen met de zijdeboom (Albizia julibrissin), wel te verstaan. Maar dat is zo’n exotische soort (voor Nederlandse begrippen dan) dat het me niet verbaast dat die lekker lang op zich laat wachten. Brrr, die vindt Nederland aan de koude kant, in feite. Wie kan hem ongelijk geven.
Elke lente kijk ik tamelijk nauwkeurig naar de opeenvolging van soorten die blad krijgen. Vreemd genoeg doe ik dat in de herfst in het geheel niet. Weliswaar let ik op de ontwikkeling van de herfstkleuren, maar ik let zelden op het moment dat een specifieke soort zijn blad verliest. Misschien komt het omdat het geweld van de herfststormen alles door elkaar husselt. Of misschien ook gewoon omdat het dan geen lekker weer meer is en ik liever binnen zit. Maar hoogstwaarschijnlijk komt het door een herfstig gebrek aan verlangen. Dat verlangen is nu, op 30 april, onmiskenbaar aanwezig. Verlangen naar de zomer, naar zon, licht en warmte.
We zijn er bijna.